In het Tijdschrift voor Arbitrage van november 2015 publiceerde Leonie Rammeloo een artikel over de Geschillencommissie Advocatuur. Daarin schetst zij het landschap van de verschillende instanties die in Nederland geschillen tussen advocaten en cliënten kunnen beslechten. Ook bespreekt zij de voor- en nadelen van elk van deze instanties en van de Geschillencommissie Advocatuur in het bijzonder.
… Lees meer...Over gebrekkige prestatie moet men tijdig klagen, anders kan men zich daar niet meer op beroepen. Deze wettelijke regel heeft de Hoge Raad in zijn drie arresten van 8 februari 2013 verduidelijkt én gerelativeerd.
In het Advocatenblad van maart 2014 schreef Leonie Rammeloo over de klaagtermijn in de zin van art. 6:89 BW. Daarin is bepaald dat men over gebrekkige prestatie tijdig moet klagen, anders kan men zich daar niet meer op beroepen. Deze wettelijke regel heeft de Hoge Raad in zijn drie arresten van 8 februari 2013 verduidelijkt én gerelativeerd.
… Lees meer...Leonie Rammeloo schreef in het Advocatenblad van mei 2013 over de verschillende methoden die een rechter kan gebruiken om het al dan niet bestaan van causaal verband tussen fout en schade te bepalen. Helaas valt vaak niet te voorspellen welke methode de rechter zal toepassen. Bovendien lijken de methoden inwisselbaar. In een reeks arresten uit 2012 trekt de Hoge Raad duidelijker grenzen tussen de methoden. Daardoor zijn bewijsrisico en dus proceskansen beter in te schatten.
… Lees meer...In het jaarverslag over 2011 van het hof en de raden van discipline schreef Leonie Rammeloo een bijdrage over wraking in het tuchtrecht. Zij signaleert dat tuchtrechters, evenals gewone rechters, onpartijdig zijn. In het uitzonderlijke geval dat een partij daarover reële twijfel heeft t.a.v. een tuchtrechter die zijn zaak behandelt, kan die partij een wrakingsverzoek indienen. Wraking is een middel dat alle partijen ten dienste staat om het hun toekomende recht op behandeling van hun zaak door onpartijdige tuchtrechters te waarborgen. Wraking is mogelijk wanneer sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de tuchtrechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of het voorliggende geschil, bijvoorbeeld door wat de tuchtrechter zegt of doet ter zitting. Los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter kan een partij ook in objectieve zin vrezen dat de tuchtrechter partijdig is (bijvoorbeeld door een bepaalde band tussen de tuchtrechter en een partij). In dit kader moet ook de redelijke schijn van partijdigheid worden vermeden.
Privé-gedrag tuchtrechtelijk getoetst
In de special van het Advocatenblad over toezicht en tuchtrecht (uit april 2010) schreef Leonie Rammeloo een artikel over de manier waarop advocaten zich (ook) in de privé setting moeten gedragen.
De rol van de advocaat in de samenleving maakt dat een advocaat altijd moet bijdragen aan het vertrouwen in de advocatuurlijke integriteit. Advocaten moeten ze daarom zich altijd gedragen met een schuin oog naar het gedragsrecht. Altijd, dus ook in het café, in de liefde, als contractspartner, bij een burenruzie.
Uit de jurisprudentie blijkt dat privégedrag relevant is wanneer de gedraging zozeer verweven is met de beroepsuitoefening dat daarvoor dezelfde maatstaf moet gelden. Daarnaast is elke gedraging van de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar die in het licht van zijn beroep absoluut ongeoorloofd wordt geacht.
… Lees meer...Leonie Rammeloo was (co)auteur van de bijdrage “Geschonden vertrouwen in de advocatuur” in de bundel voor het Jonge Balie Congres van 2005.
Aan ‘geschonden vertrouwen’ gaan verwachtingen vooraf. De verwachtingen die een cliënt, terecht of onterecht, van zijn advocaat heeft vormen samen het vertrouwen van de cliënt in zijn advocaat. In deze bijdrage gaan de auteurs na welke verwachtingen een cliënt van zijn advocaat heeft, of liever: mag hebben, en wat de cliënt mag verwachten wanneer zijn advocaat niet voldoet of kan voldoen aan die verwachtingen. Tot slot komt aan de orde welke verwachtingen een teleurgestelde cliënt mag hebben van de advocatuur om zijn geschonden vertrouwen te uiten.