Op grond van welke maatstaf had de notaris alert moeten zijn bij zijn onderzoek naar de vertegenwoordiging van een vennootschap als comparant in een akte?

In deze uitspraak hanteert de Notariskamer van het hof de vaste maatstaf voor de beoordeling van de zorg- en onderzoeksplicht van een notaris bij vertegenwoordiging van een vennootschap als comparant in een akte. Die maatstaf bepaalt dat een notaris zich er bij een akte, waarin een vennootschap een rechtshandeling verricht, van moet vergewissen dat de vertegenwoordiger van deze vennootschap bevoegd is de in de akte opgenomen rechtshandelingen te verrichten, maar dat deze zorgplicht niet zover gaat dat de notaris ook onderzoek moet doen naar slechts intern werkende statutaire goedkeurings- of besluitvormingseisen. Dit is slechts anders als er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de notaris hier wél onderzoek naar moet doen.

Hoewel de kamer voor het notariaat in eerste aanleg geen bijzondere omstandigheden aanwezig achtte en de klacht over het niet uitvoeren van nader onderzoek ongegrond verklaarde, oordeelt het hof dat de klacht gegrond is. Er was volgens het hof wel degelijk sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden.

In deze noot wordt de toepassing van deze maatstaf in de tuchtrechtspraak geschetst en komt de vraag aan de orde of in deze kwestie nader onderzoek naar intern werkende statutaire goedkeurings- of besluitvormingseisen soelaas had geboden. Hier lijkt eerder sprake van een situatie waarin de notaris op basis van een zekere zorgplicht voor de belangen van derden nader onderzoek had moeten doen en zijn medewerking had moeten weigeren.

Lees hier de noot van Leonie Rammeloo in aflevering 3 van het Tijdschrift Tuchtrecht 2024 van Sdu: TT 12 juli 2024 afl 3 Rammeloo