In het in Tijdschrift Tuchtrecht afl. 2, juni 2018 gepubliceerde artikel ‘Herziening in het tuchtrecht bezien’ zijn de hobbels besproken die moeten worden genomen voor een succesvol herzieningsverzoek. De conclusie was dat het met het oog op het herstellen van eventuele rechterlijke dwalingen goed is dat de mogelijkheid van herziening in zowel het notarieel, het advocatuurlijke, het medisch en het accountantstuchtrecht bestaat.
Bij de bespreking van herziening in het notarieel tuchtrecht kwam naar voren dat een verzoek tot herziening zelden succesvol is. Zo is ook het herzieningsverzoek in de gepubliceerde beslissing van het gerechtshof Amsterdam d.d. 5 juni 2018 afgewezen, omdat er volgens het hof geen sprake was van nieuwe feiten en/of nieuwe omstandigheden. In lijn met de vaste jurisprudentie overweegt het hof dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is bedoeld om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren en evenmin om de discussie daarover te openen.
De gepubliceerde beslissing van het gerechtshof Amsterdam d.d. 7 augustus 2018 is interessant als aanvulling op het hiervoor genoemde artikel in Tijdschrift Tuchtrecht. Het gerechtshof bevestigt namelijk dat het is mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek, tenzij de uitspraak waarvan herziening is verzocht niet vatbaar is voor hoger beroep (zoals bijvoorbeeld een uitspraak waarbij verzet ongegrond is verklaard). Dit laatste is slechts anders indien er sprake is van zodanig ernstige schending van een goede procesorde en/of van zo fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak geen sprake meer kan zijn.