Het is vaste rechtspraak dat de geheimhoudingsplicht van een notaris zich in het algemeen niet uitstrekt tot de wijze waarop hij te werk gaat. Daarom mag hij zijn werkwijze in het dossier van de cliënt in algemene bewoordingen beschrijven. Een notaris kan in zijn verweer echter niet verklaren wat hij met de cliënt heeft besproken of wat de cliënt hem heeft toevertrouwd.
Regelmatig gebeurt het dat een notaris te weinig informatie aan een belanghebbende verstrekt en/of te snel een beroep doet op zijn geheimhoudingsplicht. Vaak is het echter goed mogelijk om, zonder de geheimhoudingsplicht te schenden, toch een toelichting te geven op de gang van zaken die hebben geleid tot de totstandkoming van een akte en/of op de manier waarop de notaris zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van een cliënt, inclusief zijn eigen waarneming van die cliënt.
In het Tijdschrift Tuchtrecht (Sdu) publiceerde Martine Höfelt een noot bij een beslissing van de Notariskamer van het Hof. Anders dan de meeste tuchtrechtelijke uitspraken over dit onderwerp gaat het in deze procedure over de grenzen van de geheimhoudingsplicht van een notaris niet over een familierechtelijke kwestie, maar over een vennootschapsrechtelijke kwestie. Het Hof oordeelde dat de notarissen terecht een beroep hebben gedaan op de geheimhoudingsplicht bij een inschrijving in het Handelsregister.