Uit de tuchtrechtelijke jurisprudentie blijkt dat het begrip ‘enig redelijk belang’ – dat op grond van art. 99 lid 1 Wet op het notarisambt vereist is – ruim moet worden opgevat. Toch zijn er grenzen aan dat redelijke belang, zoals uit deze geannoteerde beslissing blijkt.
… Lees meer...In het in Tijdschrift Tuchtrecht afl. 2, juni 2018 gepubliceerde artikel ‘Herziening in het tuchtrecht bezien’ zijn de hobbels besproken die moeten worden genomen voor een succesvol herzieningsverzoek. De conclusie was dat het met het oog op het herstellen van eventuele rechterlijke dwalingen goed is dat de mogelijkheid van herziening in zowel het notarieel, het advocatuurlijke, het medisch en het accountantstuchtrecht bestaat.
Bij de bespreking van herziening in het notarieel tuchtrecht kwam naar voren dat een verzoek tot herziening zelden succesvol is. Zo is ook het herzieningsverzoek in de gepubliceerde beslissing van het gerechtshof Amsterdam d.d. 5 juni 2018 afgewezen, omdat er volgens het hof geen sprake was van nieuwe feiten en/of nieuwe omstandigheden. In lijn met de vaste jurisprudentie overweegt het hof dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is bedoeld om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren en evenmin om de discussie daarover te openen.
De gepubliceerde beslissing van het gerechtshof Amsterdam d.d. 7 augustus 2018 is interessant als aanvulling op het hiervoor genoemde artikel in Tijdschrift Tuchtrecht. Het gerechtshof bevestigt namelijk dat het is mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek, tenzij de uitspraak waarvan herziening is verzocht niet vatbaar is voor hoger beroep (zoals bijvoorbeeld een uitspraak waarbij verzet ongegrond is verklaard).… Lees meer...
Over beweerdelijk onbetamelijke of ongepaste uitlatingen bestaat maar weinig notarieel tuchtrechtelijke jurisprudentie. Kennelijk laten notarissen zich meestal uit op een wijze die “gepast” is, “notaris waardig” en “zoals een behoorlijk notaris betaamt”. Daarom schreef Martine Höfelt een noot bij deze beslissing van de Kamer voor het notariaat te Den Haag van 18 april 2018.
In deze noot bij de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 21 november 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4791), gaat Martine Höfelt in op de vaste tuchtrechtspraak dat een negatieve bewaringspositie in beginsel tot een ontzetting uit het ambt leidt. Volgens die rechtspraak moeten er bijzondere omstandigheden zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. In de praktijk blijkt dat er wel wat uitzonderingen mogelijk zijn. Uiteraard spelen alle omstandigheden van het geval daarbij een rol, maar de tuchtrechter lijkt waarde te hechten aan de maatregelen die de notaris heeft getroffen ter voorkoming van herhaling van een negatieve bewaringspositie. Gelet op de positie van de notaris in de maatschappij en het vertrouwen dat in hem wordt gesteld, zal de tuchtrechter het hem zwaar aanrekenen als hij nogmaals een negatieve bewaringspositie laat ontstaan.
… Lees meer...